NBG-vertaling 1951

Nahum 1:8-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Maar met een overstromende vloed maakt Hij haar plaats geheel teniet, en zijn vijanden vervolgt Hij, de duisternis in.

9. Wat gij ook tegen de Here bedenkt, vernietiging brengt Hij teweeg; geen tweemaal verheft zich de benauwdheid.

10. Want – verward als zij zijn gelijk doornen, en beschonken naar hun dronkemansaard – zij worden als droge stoppelen geheel en al verteerd.

11. Uit u is voortgekomen een die kwaad bedacht tegen de Here, een die snode plannen beraamde.

12. Zo zegt de Here: Al zijn zij ook in volle kracht en nog zo talrijk, toch zullen zij zó afgemaaid worden, dat zij vergaan; al heb Ik u vernederd, Ik zal u niet meer vernederen,

13. maar nu zal Ik zijn juk van u afnemen en verbreken, en uw banden zal Ik verscheuren.

14. Tegen u echter gebiedt de Here: Uw naam zal niet meer voortgeplant worden; uit het huis uwer goden zal Ik uitroeien de gesneden en de gegoten beelden. Uw graf zal Ik bereiden, want gij zijt te licht bevonden.

15. Zie, op de bergen de voeten van de vreugdebode die heil verkondigt. Vier, o Juda, uw feesten, betaal uw geloften! Want voortaan zal de snoodaard niet meer door u heentrekken, hij is geheel en al uitgeroeid.