NBG-vertaling 1951

Marcus 9:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij zien, dat het Koninkrijk Gods gekomen is met kracht.

2. En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en Johannes mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen,

3. en zijn klederen werden schitterend, hel wit, zoals geen voller op aarde ze kan maken.

4. En hun verscheen Elia met Mozes en zij waren in gesprek met Jezus.

5. En Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, laten wij drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een.

6. Want hij wist niet, wat hij antwoorden moest, want zij waren zeer bevreesd.

7. En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en er klonk een stem uit de wolk: Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem.

8. En opeens, rondkijkende, zagen zij niemand meer bij zich dan Jezus alleen.

9. En terwijl zij van de berg afdaalden, verbood Hij hun, dat zij iemand zouden vertellen, hetgeen zij gezien hadden, voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan.

10. En zij hielden dit woord vast en trachtten onder elkander te weten te komen, wat het was, uit de doden opstaan.

11. En zij vroegen Hem en zeiden: Waarom zeggen de schriftgeleerden, dat Elia eerst moet komen?

12. Hij zeide tot hen: Elia komt wel eerst en herstelt alles; maar hoe staat er dan geschreven van de Zoon des mensen, dat Hij veel moet lijden, en dat Hij veracht zal worden?