NBG-vertaling 1951

Marcus 3:9-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En Hij zeide tot zijn discipelen, dat een scheepje in zijn nabijheid moest blijven met het oog op de schare, opdat zij Hem niet zouden verdringen.

10. Want Hij genas velen, zodat allen, die kwalen hadden, op Hem aandrongen om Hem te kunnen aanraken.

11. En de onreine geesten wierpen zich voor Hem neder, telkens als zij Hem zagen, en zij schreeuwden, zeggende: Gij zijt de Zoon van God.

12. En herhaaldelijk verbood Hij hun Hem bekend te maken.

13. En Hij ging de berg op en riep tot Zich, wie Hij zelf wilde, en zij kwamen tot Hem.

14. En Hij stelde er twaalf aan, opdat zij met Hem zouden zijn en opdat Hij hen zou uitzenden om te prediken,