NBG-vertaling 1951

Marcus 12:19-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven, indien iemands broeder sterft en een vrouw nalaat, doch geen kind achterlaat, dat dan zijn broeder de vrouw moet nemen en voor zijn broeder nakomelingschap verwekken.

20. Nu waren er zeven broeders. En de eerste nam een vrouw en liet bij zijn sterven geen nakomelingschap achter.

21. En de tweede nam haar en stierf zonder nakomelingschap na te laten. En de derde evenzo.

22. En geen van die zeven liet nakomelingschap achter. Het laatst van allen stierf ook de vrouw.

23. In de opstanding, wanneer zij opstaan, van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn? Want alle zeven hebben haar tot vrouw gehad.

24. Jezus sprak tot hen: Dwaalt gij niet daarom, dat gij de Schriften niet kent noch de kracht Gods?

25. Want wanneer zij uit de doden opstaan, huwen zij niet, en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemelen.

26. Wat nu de doden betreft, dat zij opgewekt worden, hebt gij niet gelezen in het boek van Mozes, bij de braamstruik, hoe God tot hem sprak, zeggende: Ik ben de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob?

27. Hij is niet een God van doden, maar van levenden. Gij dwaalt wel zeer.

28. En een der schriftgeleerden, tot Hem komende, hoorde, dat zij met elkander redetwistten, en overtuigd, dat Hij hun goed geantwoord had, vroeg hij Hem: Welk gebod is het eerste van alle?

29. Jezus antwoordde:

30. Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht.

31. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze, bestaat niet.