NBG-vertaling 1951

Lucas 5:4-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Toen Hij opgehouden had met spreken, zeide Hij tot Simon: Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen.

5. En Simon antwoordde en zeide: Meester, de gehele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op uw woord zal ik de netten uitzetten.

6. En toen zij dit gedaan hadden, haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren.

7. En zij wenkten hun makkers in het andere schip, dat zij hen zouden komen helpen. En dezen kwamen en zij vulden beide schepen, tot zinkens toe.

8. Toen Simon Petrus dit zag, viel hij neder aan de knieën van Jezus en zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here.

9. Want verbazing had hem en allen, die bij hem waren, aangegrepen over de vangst der vissen, welke zij gevangen hadden;

10. evenzo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die metgezellen van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen.

11. En zij trokken de schepen op het land en lieten alles achter en volgden Hem.

12. En het geschiedde, toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man, vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich op zijn aangezicht en smeekte Hem, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.

13. En Hij strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein. En terstond verliet hem de melaatsheid.

14. En Hij gebood hem het aan niemand te zeggen, maar (zeide Hij) ga heen, toon u aan de priester en breng het offer voor uw reiniging, gelijk Mozes voorgeschreven heeft, hun tot een getuigenis.

15. Maar het gerucht over Hem ging steeds verder rond en vele scharen stroomden samen om te horen en zich te laten genezen van hun ziekten.

16. Doch Hij trok Zich terug in de eenzame plaatsen om te bidden.

17. En het geschiedde op een dier dagen, terwijl Hij bezig was te leren, dat er ook Farizeeën en wetgeleerden zaten, die gekomen waren uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En er was kracht des Heren, zodat Hij kon genezen.

18. En zie, daar kwamen (enige) mannen met een verlamde op een bed, en zij trachtten hem binnen te dragen en [hem] vóór Hem te leggen.