NBG-vertaling 1951

Lucas 22:20-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.

21. Doch zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij aan de tafel.

22. Want de Zoon des mensen gaat wel heen, naar hetgeen beschikt is, doch wee die mens, door wie Hij verraden wordt!

23. En zij begonnen er onder elkander over te twisten, wie van hen het wel zijn kon, die dat zou doen.

24. Er ontstond ook onenigheid onder hen over de vraag, wie van hen als de eerste moest gelden.

25. Hij zeide tot hen: De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun machthebbers worden weldoeners genoemd.

26. Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar.

27. Want wie is de eerste: die aanligt, of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar Ik ben in uw midden als dienaar.

28. Gij zijt het, die steeds bij Mij gebleven zijt in mijn verzoekingen.

29. En Ik beschik u het Koninkrijk, gelijk mijn Vader het Mij beschikt heeft,

30. opdat gij aan mijn tafel eet en drinkt in mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten.

31. Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe,

32. maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen.

33. Hij zeide tot Hem: Here, met U ben ik bereid ook gevangenis en dood in te gaan!

34. Maar Hij zeide: Ik zeg u Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult geloochend hebben, dat gij Mij kent.

35. En Hij zeide tot hen: Toen Ik u uitzond zonder beurs of reiszak of sandalen, hebt gij toen aan iets gebrek gehad? Zij zeiden: Aan niets.

36. Hij zeide tot hen: Maar nú, wie een beurs heeft, hij neme die, zo ook een reiszak; en wie er geen heeft, hij verkope zijn mantel en kope een zwaard.