NBG-vertaling 1951

Lucas 20:37-47 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

37. Maar dat de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes bij de braamstruik aangeduid, waar hij de Here noemt de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob.

38. Hij is niet een God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen.

39. Enige van de schriftgeleerden antwoordden en zeiden: Meester, Gij hebt goed gesproken.

40. Want zij durfden Hem niets meer vragen.

41. Maar Hij zeide tot hen: Hoe kan men zeggen, dat de Christus een zoon van David is?

42. Want David zelf zegt in het boek der Psalmen:De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand,

43. totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.

44. David noemt Hem dus Here; hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?

45. Terwijl al het volk het hoorde, zeide Hij tot de discipelen:

46. Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en houden van begroetingen op de markten, erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden;

47. die de huizen der weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden uitspreken; dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.