NBG-vertaling 1951

Lucas 20:19-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. En de schriftgeleerden en overpriesters trachtten op hetzelfde ogenblik de hand aan Hem te slaan, maar zij vreesden het volk. Want zij begrepen, dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had.

20. En om Hem na te gaan zonden zij spionnen uit, die zich voordeden als vrome mensen, om Hem op een woord te vatten, ten einde Hem te kunnen overleveren aan het gezag en de beschikking van de stadhouder.

21. En zij vroegen Hem en zeiden: Meester, wij weten, dat Gij rechtuit spreekt en leert en niemand naar de ogen ziet, maar in waarheid de weg Gods leert;

22. is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?

23. Doch Hij doorzag hun sluwheid en zeide tot hen:

24. Toont Mij een schelling; wiens beeldenaar en opschrift draagt hij? Zij zeiden: Van de keizer.

25. En Hij zeide tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.

26. En zij konden tegenover het volk op geen woord van Hem vat krijgen. En zij verwonderden zich over zijn antwoord en hielden zich stil.

27. En tot Hem kwamen enige der Sadduceeën, die ontkennen, dat er een opstanding is, en zij ondervroegen Hem,

28. en zeiden: Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven, indien iemands broeder getrouwd is en kinderloos sterft, dat dan zijn broeder de vrouw nemen moet en voor zijn broeder nakomelingschap verwekken.

29. Nu waren er zeven broeders. En de eerste nam een vrouw en stierf kinderloos.