NBG-vertaling 1951

Lucas 19:33-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

33. Toen zij het veulen losmaakten, zeiden de eigenaars tot hen: Waarom maakt gij het veulen los?

34. En zij zeiden: De Here heeft het nodig.

35. En zij brachten het tot Jezus, en wierpen hun klederen over het veulen en hielpen Jezus er op.

36. En terwijl Hij voorttrok, spreidden zij hun klederen op de weg.

37. Toen Hij reeds dichterbij kwam, aan de glooiing van de Olijfberg, begon de gehele menigte der discipelen vol blijdschap God te prijzen, met luider stem, om al de krachten, die zij gezien hadden,

38. en zij zeiden:Gezegend Hij, die komt,de Koning, in de naam des Heren;in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen.

39. En enige der Farizeeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf uw discipelen.

40. En Hij antwoordde en zeide: Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen.

41. En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar,

42. en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen.

43. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen

44. en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.

45. En Hij ging de tempel binnen en begon de kooplieden uit te drijven,

46. en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: En mijn huis zal een bedehuis zijn, maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt.