22. En de slaaf zeide: Heer, wat gij hebt opgedragen, is geschied en nog is er plaats.
23. En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden.
24. Want ik zeg u: Niemand van die mannen, welke genodigd waren, zal van mijn maaltijd proeven.
25. Vele scharen reisden met Hem mede, en Zich omkerende zeide Hij tot hen: