NBG-vertaling 1951

Lucas 10:4-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Draagt geen beurs of reiszak of sandalen, en groet niemand onderweg.

5. Welk huis gij ook binnentreedt, zegt eerst: Vrede zij dezen huize.

6. En indien daar een zoon des vredes is, dan zal uw vrede op hem rusten, maar zo niet, dan zal hij tot u terugkeren.

7. Blijft in dàt huis, eet en drinkt wat men u geeft, want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere.

8. En als gij in een stad komt, waar men u ontvangt, eet wat u wordt voorgezet,

9. en geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen.

10. Maar als gij in een stad komt, waar men u niet ontvangt, gaat naar buiten op haar straten en zegt:

11. Ook het stof van uw stad, dat aan onze voeten kleeft, wissen wij af tegen u; doch weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabijgekomen is.

12. Ik zeg u, dat het voor Sodom in die dag draaglijker zal zijn dan voor die stad.

13. Wee u, Chorazin, wee u, Betsaïda, want indien in Tyrus en Sidon die krachten waren geschied, welke in u geschied zijn, reeds lang zouden zij, in zak en as gezeten, zich bekeerd hebben.

14. Doch het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in het oordeel dan voor u.

15. En gij, Kafarnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen.

16. Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft.

17. En de [tweeën]zeventig zijn teruggekeerd met blijdschap en zeiden: Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam.

18. En Hij zeide tot hen: Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.

19. Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen.

20. Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen.

21. Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.