NBG-vertaling 1951

Lucas 1:28-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u.

29. Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn.

30. En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God.

31. En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven.

32. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven,

33. en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.

34. En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?

35. En de engel antwoordde en zeide tot haar: De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden.

36. En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette.

37. Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.

38. En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen.

39. Maria dan maakte zich op in die dagen en reisde met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda.