NBG-vertaling 1951

Leviticus 15:3-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

3. Zo staat het ten aanzien van zijn onreinheid bij zijn vloeiing: hetzij zijn lichaam die vloeiing laat lopen, hetzij het die inhoudt, zodat hij niet meer vloeit; dat is zijn onreinheid.

4. Elk bed waarop hij die de vloeiing heeft, ligt, is onrein, en elk voorwerp waarop hij zit, is onrein.

5. Ieder die zijn bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.

6. Wie zit op een voorwerp, waarop hij die de vloeiing heeft, gezeten heeft, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.

7. Wie het lichaam van hem die de vloeiing heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.

8. Wanneer hij die de vloeiing heeft, op een reine spuwt, dan zal deze zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.

9. En elk zadel, waarop hij die de vloeiing heeft, rijdt, zal onrein zijn.

10. En ieder, die iets aanraakt dat onder hem is, zal onrein zijn tot de avond; wie dit opneemt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.

11. En ieder, welke hij die de vloeiing heeft aanraakt zonder de handen met water te hebben afgespoeld, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.