NBG-vertaling 1951

Jozua 19:32-48 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. Voor de Naftalieten kwam het zesde lot te voorschijn, voor de Naftalieten naar hun geslachten.

33. Hun gebied strekte zich uit van Chelef, van de terebint te Saänannim, Adami-Nekeb en Jabneël af, tot aan Lakkum toe, en eindigde bij de Jordaan.

34. Vervolgens wendde de grens zich westwaarts naar Aznot-Tabor, zette zich daar voort naar Chukok, reikte tot Zebulon in het zuiden, tot Aser in het westen en tot Juda aan de Jordaan, in het oosten.

35. Vestingsteden waren: Siddim, Ser, Chammat, Rakkat, Kinneret,

36. Adama, Rama, Hasor,

37. Kedes, Edreï, En-Chasor,

38. Jiron, Migdal-El, Chorem, Bet-Anat en Bet-Semes; negentien steden en haar dorpen.

39. Dit was het erfdeel van de stam der Naftalieten naar hun geslachten; deze steden en haar dorpen.

40. Voor de stam der Danieten naar hun geslachten kwam het zevende lot te voorschijn.

41. Het gebied van hun erfdeel omvatte Sora, Estaol, Ir-Semes,

42. Saälabbin, Ajjalon, Jitla,

43. Elon, Timna, Ekron,

44. Elteke, Gibbeton, Baälat,

45. Jehud, Bene-Berak, Gat-Rimmon,

46. Me-Hajjarkon en Rakkon, met het gebied tegenover Jafo.

47. Daar het gebied der Danieten hun te klein geworden was, trokken de Danieten op en streden tegen Lesem. Zij veroverden het, sloegen het met de scherpte des zwaards en namen het in bezit. Toen vestigden zij zich daar en gaven aan Lesem de naam Dan, naar de naam van hun vader Dan.

48. Dit was het erfdeel van de stam der Danieten naar hun geslachten; deze steden en haar dorpen.