NBG-vertaling 1951

Jozua 19:28-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Voorts Ebron, Rechob, Chammon en Kana tot aan Groot-Sidon.

29. Vervolgens wendde de grens zich naar Rama en tot aan de vesting Tyrus, keerde zich dan naar Chosa en eindigde aan de zee, van Chebel naar Akzib.

30. Voorts Umma, Afek en Rechob; tweeëntwintig steden en haar dorpen.

31. Dit was het erfdeel van de stam der Aserieten naar hun geslachten, deze steden en haar dorpen.

32. Voor de Naftalieten kwam het zesde lot te voorschijn, voor de Naftalieten naar hun geslachten.

33. Hun gebied strekte zich uit van Chelef, van de terebint te Saänannim, Adami-Nekeb en Jabneël af, tot aan Lakkum toe, en eindigde bij de Jordaan.

34. Vervolgens wendde de grens zich westwaarts naar Aznot-Tabor, zette zich daar voort naar Chukok, reikte tot Zebulon in het zuiden, tot Aser in het westen en tot Juda aan de Jordaan, in het oosten.

35. Vestingsteden waren: Siddim, Ser, Chammat, Rakkat, Kinneret,

36. Adama, Rama, Hasor,

37. Kedes, Edreï, En-Chasor,

38. Jiron, Migdal-El, Chorem, Bet-Anat en Bet-Semes; negentien steden en haar dorpen.

39. Dit was het erfdeel van de stam der Naftalieten naar hun geslachten; deze steden en haar dorpen.

40. Voor de stam der Danieten naar hun geslachten kwam het zevende lot te voorschijn.