NBG-vertaling 1951

Jozua 15:9-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Dan boog de grens van de top van de berg om naar de bron van Neftoach, kwam vervolgens uit bij de steden van het gebergte van Efron; voorts boog de grens om naar Baäla, dat is Kirjat-Jearim.

10. Vervolgens liep de grens van Baäla westwaarts in een bocht naar het gebergte Seïr, dan noordwaarts naar de bergrug van Jearim, dat is Kesalon; dan daalde zij af naar Bet-Semes en liep naar Timna.

11. Dan kwam de grens noordwaarts uit bij de bergrug van Ekron; de grens boog vervolgens om naar Sikkaron, liep naar de berg van Baäla, en kwam uit bij Jabneël, terwijl de grens bij de zee eindigde.

12. De westgrens viel samen met de Grote Zee en de kust. Dit zijn, naar alle zijden, de grenzen van de Judeeërs naar hun geslachten.

13. Aan Kaleb echter, de zoon van Jefunne, gaf hij een deel in het midden der Judeeërs, namelijk Kirjat-Arba, overeenkomstig het bevel des Heren aan Jozua; Arba was de vader van Enak. Dit is Hebron.

14. En Kaleb verdreef vandaar de drie Enakieten: Sesai, Achiman en Talmai, zonen van Enak.

15. Vandaar trok hij op tegen de inwoners van Debir. De naam van Debir was tevoren Kirjat-Sefer.

16. Toen zeide Kaleb: Wie Kirjat-Sefer slaat en het inneemt, die geef ik mijn dochter Aksa tot vrouw.