NBG-vertaling 1951

Jozua 10:29-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

29. Daarna trok Jozua verder, en geheel Israël met hem, van Makkeda naar Libna en hij streed tegen Libna.

30. En de Here gaf ook dat in de macht van Israël, met zijn koning. En hij sloeg het en alle levende wezens, die daarin waren, met de scherpte des zwaards; hij liet niemand daarin ontkomen en deed met zijn koning, zoals hij met de koning van Jericho gedaan had.

31. Daarna trok Jozua verder, en geheel Israël met hem, van Libna naar Lakis; hij belegerde het en streed ertegen

32. en de Here gaf Lakis in de macht van Israël; men nam het in op de tweede dag en sloeg het met de scherpte des zwaards, alle levende wezens, die daarin waren, geheel zoals hij met Libna gedaan had.

33. Toen trok Horam, de koning van Gezer, op om Lakis te helpen, maar Jozua sloeg hem en zijn volk, totdat hij hem niemand had overgelaten.

34. Daarna trok Jozua verder, en geheel Israël met hem, van Lakis naar Eglon; zij belegerden het en streden ertegen,

35. namen het in op dezelfde dag en sloegen het met de scherpte des zwaards; alle levende wezens, die daarin waren, troffen zij op die dag met de ban, geheel zoals men met Lakis gedaan had.

36. Daarna trok Jozua op, en geheel Israël met hem, van Eglon naar Hebron, en zij streden ertegen.

37. Zij namen het in en sloegen het met de scherpte des zwaards, ook zijn koning en al zijn steden en alle levende wezens, die daarin waren; men liet niemand ontkomen, geheel zoals men met Eglon gedaan had: men sloeg het en alle levende wezens, die daarin waren, met de ban.

38. Daarna wendde Jozua zich, en geheel Israël met hem, naar Debir en hij streed ertegen,