NBG-vertaling 1951

Jozua 10:25-29 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. Toen zeide Jozua tot hen: Vreest niet en weest niet verslagen, weest sterk en moedig, want aldus zal de Here doen aan al uw vijanden, tegen wie gij strijdt.

26. Vervolgens sloeg Jozua hen, doodde hen en spietste hen op vijf palen, en zij bleven hangen op de palen tot de avond.

27. Maar tegen de tijd, dat de zon onderging, nam men hen, op bevel van Jozua, van de palen af, en men wierp hen in de spelonk, waar zij zich verborgen hadden; en men plaatste grote stenen voor de ingang van de spelonk, die er heden ten dage nog zijn.

28. Op die dag nam Jozua Makkeda in en hij sloeg het met de scherpte des zwaards, ook zijn koning; hij trof het en alle levende wezens, die daarin waren, met de ban, hij liet niemand ontkomen en deed met de koning van Makkeda, zoals hij met de koning van Jericho gedaan had.

29. Daarna trok Jozua verder, en geheel Israël met hem, van Makkeda naar Libna en hij streed tegen Libna.