7. Toen mijn ziel in mij versmachtte, gedacht ik de Here, en mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel.
8. Zij die nietige afgoden dienen, geven Hem prijs, die hun goedertieren is.
9. Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren.
10. En de Here sprak tot de vis en deze spuwde Jona uit op het droge.