NBG-vertaling 1951

Johannes 8:9-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Maar toen zij dit hoorden, gingen zij één voor één weg, te beginnen bij de oudsten, en zij lieten Jezus alleen en de vrouw in het midden.

10. En Jezus richtte Zich op en zeide tot haar: Vrouw, waar zijn zij? Heeft niemand u veroordeeld?

11. En zij zeide: Niemand, Here. En Jezus zeide: Ook Ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig van nu af niet meer!]

12. Wederom dan sprak Jezus tot hen en zeide: Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben.

13. De Farizeeën dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelf, uw getuigenis is niet waar.

14. Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ook al getuig Ik van Mijzelf, toch is mijn getuigenis waar, want Ik weet, vanwaar Ik gekomen ben en waar Ik heenga; maar gij weet niet, vanwaar Ik kom of waar Ik heenga.

15. Gij oordeelt naar het vlees, Ik oordeel niemand,

16. en indien Ik al oordeel, dan is mijn oordeel waarachtig, want Ik ben niet alleen, maar Ik en die Mij gezonden heeft.

17. En ook in uw wet staat geschreven, dat het getuigenis van twee mensen waar is;

18. Ik ben het, die van Mijzelf getuig, en ook de Vader, die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.

19. Zij dan zeiden tot Hem: Waar is uw Vader? Jezus antwoordde: Noch Mij, noch mijn Vader kent gij: Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader kennen.