NBG-vertaling 1951

Johannes 4:31-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

31. Intussen vroegen zijn discipelen Hem, zeggende: Rabbi, eet.

32. Hij zeide echter tot hen: Ik heb een spijs te eten, waarvan gij niet weet.

33. De discipelen dan zeiden tot elkander: Iemand heeft Hem toch niet te eten gebracht?

34. Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is de wil te doen desgenen, die Mij gezonden heeft, en zijn werk te volbrengen.