NBG-vertaling 1951

Johannes 4:11-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Zij zeide tot Hem: Here, Gij hebt geen emmer en de put is diep; hoe komt Gij dan aan het levende water?

12. Zijt Gij soms meer dan onze vader Jakob, die ons de put gegeven en zelf eruit gedronken heeft met zijn zonen en zijn kudden?

13. Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen;

14. maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.

15. De vrouw zeide tot Hem: Here, geef mij dit water, opdat ik geen dorst heb en niet hierheen behoef te gaan om te putten.

16. Hij zeide tot haar: Ga heen, roep uw man en kom hier.

17. De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Terecht zegt gij: ik heb geen man;

18. want gij hebt vijf mannen gehad en die gij nu hebt, is uw man niet; hierin hebt gij de waarheid gesproken.

19. De vrouw zeide tot Hem: Here, ik zie, dat Gij een profeet zijt.

20. Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden.

21. Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden.

22. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden;

23. maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders;

24. God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.

25. De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer die komt, zal Hij ons alles verkondigen.

26. Jezus zeide tot haar: Ik, die met u spreek, ben het.