9. Toen zij dan aan land gekomen waren, zagen zij een kolenvuur liggen en vis daarop en brood.
10. Jezus zeide tot hen: Brengt van de vissen, die gij thans gevangen hebt.
11. Simon Petrus ging aan boord en sleepte het net aan land, vol grote vissen, honderd drieënvijftig; en hoewel er zovele waren, scheurde het net niet.