4. Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer hun uur komt, gij u moogt herinneren, dat Ik ze u gezegd heb.Doch dit heb Ik u niet van het begin aan gezegd, omdat Ik bij u was.
5. En nu ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij heen?
6. Maar omdat Ik dit tot u gesproken heb, heeft droefheid uw hart vervuld.