NBG-vertaling 1951

Johannes 1:32-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem.

33. En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt.

34. En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.

35. De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen.

36. En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods!

37. En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus.

38. Maar Jezus keerde Zich om en zag, dat zij Hem volgden, en Hij zeide tot hen:

39. Wat zoekt gij? Zij zeiden tot Hem: Rabbi – wat, vertaald, wil zeggen: Meester –, waar houdt Gij verblijf?

40. Hij sprak tot hen: Komt en gij zult het zien. Zij kwamen dan en zagen, waar Hij verblijf hield, en zij bleven die dag bij Hem; het was omstreeks het tiende uur.