NBG-vertaling 1951

Job 39:2-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. wanneer zij wegduiken in hun holen,in het struikgewas op de loer liggen?

3. Wie verschaft de raaf zijn buit,wanneer zijn jongen tot God roepen, ronddolen zonder eten?

4. Kent gij de tijd, waarop de gemzen werpen?Neemt gij het jongen der hinden waar?

5. Kunt gij de maanden van haar dracht tellen,en kent gij de tijd, waarop zij werpen?

6. Zij krommen zich, brengen haar jongen voort,drijven haar vrucht uit.