NBG-vertaling 1951

Job 38:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Waarop zijn haar pijlers neergelaten,of wie heeft haar hoeksteen gelegd,

7. terwijl de morgensterren tezamen juichten,en al de zonen Gods jubelden?

8. Wie heeft de zee met deuren afgesloten,toen zij bruisend uit de moederschoot kwam? –

9. toen Ik wolken maakte tot haar kleeden duisternis tot haar windselen;

10. toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak,grendel en deuren aanbracht;

11. toen Ik sprak: Tot hiertoe en niet verder zult gij komen,hier zal de trots uwer golven blijven staan!

12. Hebt gij ooit in uw leven de morgen ontboden,de dageraad zijn plaats aangewezen,

13. om de zomen der aarde aan te grijpen,zodat de goddelozen van haar worden afgeschud?