NBG-vertaling 1951

Job 38:6-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Waarop zijn haar pijlers neergelaten,of wie heeft haar hoeksteen gelegd,

7. terwijl de morgensterren tezamen juichten,en al de zonen Gods jubelden?

8. Wie heeft de zee met deuren afgesloten,toen zij bruisend uit de moederschoot kwam? –

9. toen Ik wolken maakte tot haar kleeden duisternis tot haar windselen;

10. toen Ik de door Mij gestelde grens uitbrak,grendel en deuren aanbracht;