NBG-vertaling 1951

Job 22:7-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. de amechtige gaaft gij geen water te drinken,de hongerige onthieldt gij brood;

8. maar de man met krachtige arm, die behoorde het land,en de aanzienlijke, die woonde er,

9. weduwen liet gij ledig heengaan,en de armen der wezen werden verbrijzeld.

10. Daarom zijn strikken rondom u,en heeft schrik u plotseling verbijsterd.

11. Of ziet gij de duisternis niet,en de watervloed die u overdekt?

12. Woont God niet in de hoge hemel?Zie toch, hoe hoog de hoogste sterren staan!

13. Maar gij denkt: Wat weet God?Kan Hij richten door de donkerheid heen?

14. Wolken omhullen Hem, zodat Hij niet ziet;Hij wandelt langs de kring des hemels!

15. Wilt gij u houden aan de overoude wegdie de boosdoeners hebben betreden,

16. welke weggerukt zijn vóór hun tijd,wier grondslag werd weggespoeld als een rivier?

17. Die tot God zeiden: Wijk van ons!en: Wat kan de Almachtige ons maken? –

18. En toch was Hij het, die hun huizen met overvloed vulde.De raadslag der goddelozen is echter verre van mij.