NBG-vertaling 1951

Jesaja 8:9-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Woedt, o volken, en weest verslagen; ja, neemt ter ore, alle verre streken der aarde; gordt u aan en weest verslagen; gordt u aan en weest verslagen.

10. Beraamt een plan, maar het wordt verbroken; spreekt een woord, maar het zal niet tot stand komen, want God is met ons.

11. Want aldus heeft de Here tot mij gezegd, toen zijn hand mij overweldigde en Hij mij waarschuwde niet op de weg van dit volk te gaan:

12. Gij zult geen samenzwering noemen alles wat dit volk een samenzwering noemt, en voor hetgeen zij vrezen, zult gij niet vrezen noch schrikken.

13. De Here der heerscharen, Hèm zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn.

14. Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem.

15. En velen onder hen zullen struikelen en vallen, verpletterd, gestrikt en gevangen worden.

16. Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder mijn leerlingen.

17. En ik zal wachten op de Here, die zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, ja, op Hem zal ik hopen.