NBG-vertaling 1951

Jesaja 8:12-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Gij zult geen samenzwering noemen alles wat dit volk een samenzwering noemt, en voor hetgeen zij vrezen, zult gij niet vrezen noch schrikken.

13. De Here der heerscharen, Hèm zult gij heilig achten en Hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn.

14. Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem.

15. En velen onder hen zullen struikelen en vallen, verpletterd, gestrikt en gevangen worden.

16. Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder mijn leerlingen.

17. En ik zal wachten op de Here, die zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, ja, op Hem zal ik hopen.

18. Zie, ik en de kinderen die mij de Here gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot zinnebeelden onder Israël vanwege de Here der heerscharen, die op de berg Sion woont.

19. En wanneer men tot u zegt: Vraagt de geesten van doden en de waarzeggende geesten, die daar piepen en mompelen – zal een volk niet zijn God vragen? Zal men voor de levenden de doden (vragen)?