NBG-vertaling 1951

Jesaja 8:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here zeide tot mij: Neem u een groot schrijfbord en schrijf daarop met schrift, dat voor ieder leesbaar is: Haastig buit, spoedig roof.

2. Dan wil Ik Mij betrouwbare getuigen nemen, de priester Uria en Zekarja, de zoon van Jeberekjahu.

3. En ik was tot de profetes genaderd, en zij was zwanger geworden en baarde een zoon. En de Here zeide tot mij: Noem hem: Maher-Salal Chas-Baz,

4. want voordat de jongen zal kunnen roepen: Mijn vader en mijn moeder, zal men de rijkdom van Damascus en de buit van Samaria vóór de koning van Assur dragen.

5. En de Here ging voort nogmaals tot mij te spreken:

6. Omdat dit volk de zacht vloeiende wateren van Siloach versmaadt en er vreugde is bij Resin en de zoon van Remaljahu,

7. daarom, zie, de Here doet over hen opkomen de machtige en geweldige wateren van de Rivier, de koning van Assur met al zijn heerlijkheid; deze zal buiten al zijn beddingen stijgen en buiten al zijn oevers rijzen,

8. binnendringen in Juda, overstromen en steeds verder om zich heen grijpen, reiken tot aan de hals; ja, zijn uitgespreide vleugelen zullen de breedte van uw land vullen, o Immanuël.

9. Woedt, o volken, en weest verslagen; ja, neemt ter ore, alle verre streken der aarde; gordt u aan en weest verslagen; gordt u aan en weest verslagen.

10. Beraamt een plan, maar het wordt verbroken; spreekt een woord, maar het zal niet tot stand komen, want God is met ons.