NBG-vertaling 1951

Jesaja 41:4-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatsten ben Ik dezelfde.

5. De kustlanden zagen het en werden bevreesd; de einden der aarde sidderden, zij naderden en kwamen nabij;

6. de een hielp de ander en zeide tot zijn makker: Houd moed!

7. De werkman bemoedigt de goudsmid; wie met de hamer plet, bemoedigt degene die op het aambeeld slaat, en hij zegt van het soldeersel: Het is goed. Daarop bevestigt hij het met spijkers, opdat het niet wankele.

8. Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham,

9. gij, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie Ik zeide: Gij zijt mijn knecht, Ik heb u verkoren en u niet versmaad –

10. vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.

11. Zie, allen die tegen u in woede ontstoken zijn, staan beschaamd en worden te schande; de mannen die u bestrijden, worden als niets en komen om;

12. gij zult hen zoeken, maar niet vinden, de mannen die u bestoken; zij worden als niets, ja vernietigd, de mannen die tegen u oorlog voeren.

13. Want Ik, de Here, uw God, grijp uw rechterhand vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u.

14. Vrees niet, gij wormpje Jakob, gij volkje Israël! Ik ben het, die u help, luidt het woord des Heren, en uw Verlosser is de Heilige Israëls.

15. Zie, Ik stel u tot een scherpe, nieuwe dorsslede met dubbele sneden; gij zult bergen dorsen en verbrijzelen, en heuvelen zult gij tot kaf maken.

16. Gij zult ze wannen, en de wind zal ze opnemen en de storm zal ze verstrooien; maar gij zult juichen in de Here, u beroemen in de Heilige Israëls.