NBG-vertaling 1951

Jesaja 41:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hoort Mij zwijgend aan, gij kustlanden, en laten de natiën nieuwe kracht putten; laten zij toetreden en dan spreken; laten wij tezamen in het gericht gaan.

2. Wie heeft hem uit het oosten verwekt, dien bij elke schrede de zege ontmoet? Wie levert volken aan hem over en doet hem koningen vertreden, wiens zwaard hen maakt tot stof, wiens boog hen maakt tot dwarrelende stoppels?

3. Hij vervolgt hen, hij gaat ongedeerd voort op een pad dat hij nog nooit had betreden.

4. Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatsten ben Ik dezelfde.

5. De kustlanden zagen het en werden bevreesd; de einden der aarde sidderden, zij naderden en kwamen nabij;

6. de een hielp de ander en zeide tot zijn makker: Houd moed!

7. De werkman bemoedigt de goudsmid; wie met de hamer plet, bemoedigt degene die op het aambeeld slaat, en hij zegt van het soldeersel: Het is goed. Daarop bevestigt hij het met spijkers, opdat het niet wankele.

8. Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham,

9. gij, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie Ik zeide: Gij zijt mijn knecht, Ik heb u verkoren en u niet versmaad –

10. vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.