NBG-vertaling 1951

Jesaja 33:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Wee, verwoester, die zelf niet verwoest zijt; verrader, die zelf niet verraden zijt; als gij voleindigd hebt te verwoesten, zult gij verwoest worden; als gij gereed zijt met verraden, zal men u verraden.

2. Here, wees ons genadig. Op U hopen wij; wees onze arm elke morgen, ja ons heil in tijd van benauwdheid.

3. Voor daverend rumoer vluchten natiën weg; als Gij U verheft, stuiven volken uiteen.

4. Dan wordt de door u behaalde buit weggeraapt, alsof een kaalvreter aan het werk is; zoals sprinkhanen aanvallen, valt men erop aan.

5. De Here is verheven, want Hij woont in den hoge. Hij heeft Sion met recht en gerechtigheid vervuld.