NBG-vertaling 1951

Jesaja 27:4-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Ik voed geen grimmigheid; vond Ik maar dorens en distels, strijdend zou Ik dan daarop lostrekken, ze tezamen in brand steken –

5. tenzij men mijn bescherming aangrijpt, met Mij vrede maakt, vrede met Mij maakt.

6. In de komende dagen zal Jakob wortel schieten, Israël bloeien en uitspruiten, zodat zij de wereld met vruchten vervullen.

7. Heeft Hij hen geslagen, zoals degene geslagen werd, die hen sloeg? Zijn zij gedood, zoals hun gedoden gedood werden?

8. Door te verjagen, te verdrijven hebt Gij ze bestreden; Hij heeft ze verwijderd door zijn harde wind ten dage van de oostenwind.

9. Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden, en hierin zal de volle vrucht van de verwijdering van zijn zonde bestaan, dat hij alle altaarstenen tot verbrijzelde kalkstenen maakt, en dat geen gewijde palen en wierookaltaren overeind blijven staan.

10. Want de versterkte stad ligt eenzaam, een woonstede ontvolkt en verlaten als een woestijn; daar weiden kalveren en daar legeren zij zich en eten haar twijgen af.