NBG-vertaling 1951

Jesaja 26:10-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert geen gerechtigheid; hij handelt slecht in een land van recht en de majesteit des Heren ziet hij niet.

11. Here, uw hand is verheven, maar zij beseffen het niet; zij zullen het echter beseffen en beschaamd staan over uw ijver voor het volk. Ja, het vuur over uw tegenstanders zal hen verteren.

12. Here, Gij zult vrede over ons beschikken, want ook al onze daden hebt Gij voor ons verricht.

13. Here, onze God, andere heren dan Gij hebben over ons geheerst; uw naam alleen huldigen wij.

14. Doden herleven niet, schimmen staan niet op; daarom hebt Gij hen bezocht en verdelgd en alle gedachtenis aan hen uitgeroeid.

15. Gij hebt het volk vermeerderd, Here, het volk vermeerderd, U zelf verheerlijkt, alle grenzen des lands verwijd.

16. Here, in de nood heeft men U gezocht, een verzuchting geslaakt, toen uw tuchtiging trof.

17. Zoals een zwangere die in barensnood raakt, ineenkrimpt en onder haar weeën schreeuwt, zo waren wij voor uw aangezicht, Here.

18. Wij waren zwanger, wij krompen ineen; maar het was, als baarden wij wind; wij brachten het land geen verlossing aan en wereldbewoners werden niet geboren.