NBG-vertaling 1951

Jeremia 48:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Over Moab.Zo zegt de Here der heerscharen, de God van Israël: Wee over Nebo, want het is verwoest; te schande geworden, ingenomen is Kirjataïm; te schande geworden is de vesting en terneergeslagen.

2. Moabs roem is er niet meer; in Chesbon zint men op onheil tegen hen: Komt, laat ons het uitroeien als volk! Ook gij, Madmen, zult verdelgd worden, het zwaard zal u achtervolgen.

3. Hoor! geschreeuw uit Choronaïm: verwoesting en groot verderf!

4. Verbroken is Moab; zijn kleinen doen geschreeuw horen.

5. Ja, de helling van Luchit gaat men al wenende op; ook in de pas van Choronaïm hoort men noodgeschrei.

6. Vlucht, redt uw leven, dat het worde als een kale struik in de woestijn.

7. Want om uw vertrouwen op uw werken en op uw schatten zult ook gij gegrepen worden en zal Kemos in ballingschap gaan, zijn priesters en vorsten tezamen,

8. ja, er zal een verwoester komen tot elke stad, zodat geen stad zal ontkomen; en de vallei zal te gronde gaan en de vlakte verdelgd worden, gelijk de Here gezegd heeft.

9. Geeft vleugels aan Moab, want vliegende moet het weggaan, en zijn steden zullen worden tot een woestenij, waarin niemand woont.

10. Vervloekt, wie het werk des Heren met lauwheid verricht; en vervloekt, wie zijn zwaard van bloed weerhoudt!

11. Moab heeft van zijn jeugd af rust gehad; het heeft stil op zijn droesem gelegen, het is niet overgegoten van het ene vat in het andere, en het is niet in ballingschap gegaan; daardoor is zijn smaak hem gebleven en is zijn geur niet veranderd.

12. Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik hem aftappers zend, die hem zullen aftappen en zijn vaten zullen ledigen en zijn kruiken verbrijzelen.