NBG-vertaling 1951

Jeremia 4:20-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. Slag na slag wordt gemeld, ja, het gehele land is verwoest; onverhoeds zijn mijn tenten verwoest, in een oogwenk mijn tentkleden.

21. Hoelang moet ik het signaal zien, het bazuingeschal horen?

22. Want onverstandig is mijn volk, Mij kennen zij niet; dwaze kinderen zijn het, en inzicht hebben zij niet; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar van goed doen weten zij niet.

23. Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet.

24. Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden.

25. Ik zag, en zie, er was geen mens, en al het gevogelte des hemels was weggevlogen.

26. Ik zag, en zie, de gaarde was woestijn, en al zijn steden waren in puin gestort, voor de Here, voor zijn brandende toorn.

27. Want zo zegt de Here: Een woestenij zal het ganse land worden, al zal Ik niet voorgoed afrekenen;