NBG-vertaling 1951

Jeremia 38:9-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Mijn heer de koning, deze mannen hebben slecht gehandeld in alles wat zij de profeet Jeremia hebben aangedaan, dat zij hem in de put hebben geworpen; hij zou toch op de plaats zelf wel sterven van de honger, doordat er geen brood meer in de stad is.

10. Toen gebood de koning Ebed-Melek, de Ethiopiër: Neem vanhier drie mannen mee en trek de profeet Jeremia uit de put, voordat hij sterft.

11. Toen nam Ebed-Melek de mannen mee en ging in het paleis des konings in de ruimte onder de voorraadkamer en nam vandaar lappen van afgedragen en gescheurde klederen, die hij aan touwen naar Jeremia in de put neerliet.

12. En Ebed-Melek, de Ethiopiër, zeide tot Jeremia: Leg nu de lappen van de afgedragen klederen en de lompen onder de oksels van uw armen, onder de touwen. En Jeremia deed dit.

13. Toen trokken zij Jeremia aan de touwen op en haalden hem uit de put. En Jeremia bleef in de gevangenhof.