NBG-vertaling 1951

Jeremia 23:34-40 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. De profeet, de priester of het volk, die zegt: De last des Heren: – over die man en zijn huis zal Ik bezoeking doen.

35. Zegt aldus, een ieder tot zijn naaste en tot zijn broeder: Wat heeft de Here geantwoord, of: Wat heeft de Here gesproken?

36. maar van de last des Heren zult gij geen melding meer maken; want de last zal voor ieder zijn eigen woord zijn, dat gij verdraait de woorden van de levende God, van de Here der heerscharen, onze God.

37. Zeg aldus tot de profeet: Wat heeft u de Here geantwoord, wat heeft de Here gesproken;

38. maar als gij „de last des Heren” zegt, daarom zo zegt de Here: Omdat gij dit woord zegt: „de last des Heren”, hoewel Ik de boodschap tot u gezonden had: zegt niet „de last des Heren”,

39. daarom zie, Ik hef u zeker op en werp u weg met de stad die Ik u en uw vaderen gaf, van voor mijn ogen,

40. en Ik leg een eeuwige smaad op u, een eeuwige schande, die niet zal worden vergeten.