NBG-vertaling 1951

Jeremia 14:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Hetgeen als woord des Heren tot Jeremia kwam met betrekking tot de grote droogte.

2. Juda treurt en zijn poorten zijn ineengezonken, zij liggen in rouw ter aarde; het gejammer van Jeruzalem stijgt omhoog.

3. Hun aanzienlijken zenden hun geringen om water: zij komen bij de bakken, zij vinden geen water, zij keren terug met ledige kruiken; zij worden beschaamd en te schande en bedekken hun hoofd.

4. Ter wille van de akker zijn zij terneergeslagen, omdat er geen regen op de aarde is geweest; beschaamd zijn de akkerlieden, zij bedekken hun hoofd.

5. Want zelfs de hinde in het veld verlaat het jong dat zij wierp, omdat er geen groen is;

6. en de wilde ezels staan op de kale heuvels te happen naar lucht gelijk de jakhalzen, hun ogen smachten, omdat er geen kruid groeit.