NBG-vertaling 1951

Hooglied 8:9-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Als zij een muur is,dan bouwen wij daarop een zilveren tinne;maar als zij een deur is,dan sluiten wij haar af met cederen planken.

10. – Ik was een muuren mijn borsten waren als torens.Toen werd ik in zijn ogenals een, die overgave aanbiedt.

11. Salomo bezat een wijngaardte Baäl-Hamon.Hij gaf die wijngaard aan bewakers,ieder geeft voor de vrucht daarvanduizend zilverlingen.

12. Mijn wijngaard, de mijne, ligt vóór mij;de duizend laat ik aan u, Salomo,en tweehonderd aan de bewakers van zijn vrucht.

13. – Gij bewoonster der hoven,naar uw stem luisteren de makkers,laat ze mij horen.

14. – Haast u, mijn geliefde, en doe als de gazelof als het hertejong op bergen vol balsemkruid.