NBG-vertaling 1951

Hooglied 7:8-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. Ik zeide: Ik wil die palm beklimmenen zijn vruchtentrossen plukken.Mogen uw borsten als druiventrossen zijn,de geur van uw adem zij als appels,

9. uw verhemelte als de kostelijkste wijn . . .– . . . die regelrecht mijn geliefde toestroomt,en in zijn slaap naar zijn lippen vloeit.

10. Van mijn geliefde ben ik,en naar mij gaat zijn begeerte uit.

11. Kom, mijn geliefde, laten wij uitgaan naar het veld,laten wij vernachten tussen de hennabloemen.