NBG-vertaling 1951

Hooglied 5:11-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Zijn hoofd is fijn goud, gelouterd goud,zijn lokken zijn golvend, ravezwart.

12. Zijn ogen zijn als duiven bij waterbeken,badend in melk, zittend bij een overvloedige bron.

13. Zijn wangen zijn als balsembedden,perken van kruiden,zijn lippen zijn leliën,druipend van vloeiende mirre.

14. Zijn armen zijn gouden rollen,bezet met Tarsisstenen,zijn lichaam is een kunstwerk van ivoor,bedekt met lazuursteen.

15. Zijn benen zijn witmarmeren zuilen,rustend op voetstukken van gelouterd goud;zijn gestalte is als de Libanon,uitgelezen als de ceders.