NBG-vertaling 1951

Hooglied 2:12-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. De bloemen vertonen zich op het veld,de zangtijd is aangebroken,en ’t gekir van de tortel wordt gehoord in ons land.

13. De vijgeboom laat zijn vroege vrucht zwellen,en de wijnstokken in bloei geven geur.Sta op, kom, mijn liefste,mijn schone, kom!

14. Mijn duif in de rotskloof,in de schuilhoek van de bergwand,laat mij uw gedaante zien,laat mij uw stem horen,want zoet is uw stemen uw gedaante is bekoorlijk.

15. Vangt ons de vossen,de kleine vossen,die de wijngaarden verderven,nu onze wijngaarden in bloei staan.

16. Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem,die te midden der leliën weidt,

17. tot de avondwind waaiten de schaduwen vlieden.Wend u dan hierheen, en doeals de gazel, mijn geliefde,of als het jong van een hertop de gekloofde bergen.