NBG-vertaling 1951

Handelingen 8:18-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan,

19. en zeide: Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de heilige Geest ontvange.

20. Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, daar gij gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen verwerven.

21. Gij hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet recht voor God.

22. Bekeer u van deze uw boosheid en bid de Here, of deze toeleg van uw hart u moge vergeven worden;

23. want ik zie, dat gij gekomen zijt tot een gal van bitterheid en een warnet van ongerechtigheid.

24. Doch Simon antwoordde en zeide: Bidt gij voor mij tot de Here, dat mij niets moge overkomen van hetgeen gij gezegd hebt.

25. Toen zij dan het woord des Heren betuigd en gesproken hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem en verkondigden het evangelie aan vele dorpen der Samaritanen.