NBG-vertaling 1951

Handelingen 8:14-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes,

15. die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen.

16. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.

17. Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest.

18. En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan,

19. en zeide: Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de heilige Geest ontvange.

20. Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, daar gij gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen verwerven.

21. Gij hebt part noch deel aan deze zaak, want uw hart is niet recht voor God.

22. Bekeer u van deze uw boosheid en bid de Here, of deze toeleg van uw hart u moge vergeven worden;