NBG-vertaling 1951

Handelingen 7:44-60 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

44. De tent der getuigenis hadden onze vaderen in de woestijn, zoals Hij het geboden had, die tot Mozes zeide, dat hij haar moest maken naar het voorbeeld, dat hij gezien had.

45. Onze vaderen namen die over en met Jozua brachten zij haar verder, bij de onderwerping van de heidenen, welke God heeft verdreven voor onze vaderen, (in het land), tot de dagen van David.

46. Deze heeft genade gevonden bij God en gevraagd een woonstede te mogen vinden voor het huis van Jakob.

47. Maar (eerst) Salomo bouwde Hem een huis.

48. De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt:

49. De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten.Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here,of wat is de plaats mijner rust?

50. Heeft niet mijn hand dit alles gemaakt?

51. Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij.

52. Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood, die geprofeteerd hebben van de komst van de Rechtvaardige, van wie gij nu verraders en moordenaars geworden zijt,

53. gij, die de wet ontvangen hebt op beschikking van engelen, doch haar niet hebt gehouden.

54. Toen zij dit hoorden, sneed het hun door het hart en zij knersten de tanden tegen hem.

55. Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods,

56. En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.

57. Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem los;

58. en zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. En de getuigen legden hun mantels af aan de voeten van een jonge man, Saulus genaamd.

59. En zij stenigden Stefanus, die de Here aanriep, zeggende: Here Jezus, ontvang mijn geest.

60. En op de knieën vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En met deze woorden ontsliep hij. En Saulus stemde in met zijn terechtstelling.