NBG-vertaling 1951

Handelingen 7:32-51 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

32. Ik ben de God uwer vaderen, de God van Abraham en Isaak en Jakob. En bevend van schrik durfde Mozes het niet onderzoeken.

33. En de Here zeide tot hem: Doe uw schoeisel van uw voeten, want de plaats, waar gij staat, is heilige grond.

34. Ik heb de mishandeling van mijn volk in Egypte zeer wel gezien en Ik heb zijn zuchten gehoord en ben nedergedaald om hen te verlossen; en nu, kom hier, laat Ik u naar Egypte zenden.

35. Deze Mozes, die zij verloochend hadden door te zeggen: Wie heeft u tot overste en rechter aangesteld, heeft God als een overste en bevrijder gezonden, met de macht van de engel, die hem verschenen was in de braamstruik.

36. Deze heeft hen uitgeleid onder het verrichten van wonderen en tekenen in het land Egypte, in de Rode zee en in de woestijn, veertig jaren lang.

37. Dit is die Mozes, die tot de kinderen Israëls gezegd heeft: Een profeet gelijk mij zal God u uit uw broeders doen opstaan.

38. Deze is het, die in de vergadering in de woestijn met de engel was, die tot hem sprak op de Sinai, en met onze vaderen; en hij ontving levende woorden om die u te geven.

39. En onze vaderen wilden hem niet gehoorzamen, maar stieten hem van zich en wendden zich in hun hart naar Egypte,

40. zeggende tot Aäron: Maak ons goden, die vóór ons uit zullen gaan; want deze Mozes, die ons uit het land Egypte geleid heeft, wij weten niet, wat er van hem geworden is.

41. En zij maakten een kalf in die dagen en brachten een offerande aan de afgod en verheugden zich over de werken hunner handen.

42. En God keerde Zich af en gaf hen over, om het heir des hemels te vereren, gelijk geschreven staat in het boek der profeten:Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij gebracht,veertig jaren in de woestijn, o huis van Israël?

43. Hebt gij niet de tent van Moloch gedragen en de ster van de god Romfa, de afbeeldingen, die gij gemaakt hadt om die te aanbidden?En Ik zal u overbrengen, nog verder dan Babylon.

44. De tent der getuigenis hadden onze vaderen in de woestijn, zoals Hij het geboden had, die tot Mozes zeide, dat hij haar moest maken naar het voorbeeld, dat hij gezien had.

45. Onze vaderen namen die over en met Jozua brachten zij haar verder, bij de onderwerping van de heidenen, welke God heeft verdreven voor onze vaderen, (in het land), tot de dagen van David.

46. Deze heeft genade gevonden bij God en gevraagd een woonstede te mogen vinden voor het huis van Jakob.

47. Maar (eerst) Salomo bouwde Hem een huis.

48. De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt, zoals de profeet zegt:

49. De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten.Wat voor huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here,of wat is de plaats mijner rust?

50. Heeft niet mijn hand dit alles gemaakt?

51. Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij.